Deze sonates behoren tot de baanbrekende werken van het vioolrepertoire en behoren tegenwoordig tot het standaardrepertoire van elke violist. Het is daarom des te verrassender dat er tot nu toe geen Urtext-editie van zulke belangrijke werken is geweest. De partituur is gebaseerd op een eerste editie die onder toezicht van Corelli zelf is uitgevoerd. Van wat we weten over de uitvoeringspraktijk in Corelli's tijd werd er echter meer van de violist verwacht dan alleen een muzikale lezing van de gedrukte partituur: het was gebruikelijk om versieringen toe te voegen die grensden aan improvisatie, met versiering en variaties naar wens. De originele partituur wordt hier daarom gepresenteerd met de vroegste gedocumenteerde versieringen uit een druk die in 1708 door Roger in Amsterdam werd uitgegeven. Deze versieringen zijn niet bedoeld om slaafs te worden nagebootst, maar om de speler te stimuleren om zijn eigen creatieve en stilistisch zelfverzekerde interpretatie van de partituur te vinden. Omdat Roger geen versieringen voor de sonates in het tweede deel specificeerde, zijn de variaties zoals Corelli's leerling Geminiani ze wenste, gereproduceerd met de negende sonate als voorbeeld. Advies over de uitvoering wordt gegeven door de Keulse barokspecialist Reinhard Goebel. Dit advies geldt niet alleen voor versieringen, maar ook voor articulatie, streken en meer, waarbij specifieke markeringen in de afzonderlijke vioolpartij worden gevraagd. De realisatie van de continuo partij doet denken aan de modes van die tijd. Ook hier is het advies over de uitvoering bedoeld om de vrije interpretatie door de continuo speler te stimuleren. Een becijferde baspartij is opgenomen voor de speler die de begeleiding liever uit figuren leest.